Oudlandpolder

Ontstaan van de historische graslanden

10.000 jaar geleden was de Vlaamse kustvlakte een zoetwatermoeras. Afgestorven plantendelen vormden een dikke laag veen. Een brede duinengordel schermde dit gebied af van de zee. Door de zeespiegelstijging, 3000 jaar geleden, drong de zee het land binnen. Door de getijdenwerking ontstonden geulen en kleinere kreken. Omdat het landschap daardoor twee maal per dag door de zee overspoeld werd, zakte het veen in en  ontstonden de zogenaamde slikken. Het terugtrekkende water liet echter telkens een laagje slib achter. Ophoping van de kleideeltjes leidde tot het ontstaan van de schorren, die net boven de waterlijn uitstaken en enkel bij springtij (twee maal per maand) onder water kwamen.

In de 8ste en 9de eeuw werden de schorren begraasd door schapen, waarmee de eerste stap werd gezet in de richting van de wolproductie en textielnijverheid.

Vanaf de 10de eeuw bouwde men nederzettingen en dijken waardoor de zee niet meer op het land inwerkte. Zo won de mens land op zee en onstonden 'de Polders'. De Oudlandpolder wordt begrensd door Zijdelinge (tussen Oudenburg en Bredene) en de Blankenbergse dijk (tussen Brugge en Blankenberge). In het westen lagen de historische polders rondom Oostende, in het oosten lag de Zwinstreek. 

Op vandaag zijn de hoger gelegen kreekruggen doorgaans in gebruik voor akkerbouw. De lagere, natte poel- of komgronden bestaan voornamelijk uit grasland. De mens liet ze verder ongemoeid waardoor ze op vandaag een uitzonderlijke rijke biodiversiteit bezitten.